In de etalage staat een selectie van artikelen die gebruikers van Wikipedia bijzonder waarderen en die aan bepaalde standaarden voldoen. Deze artikelen zijn erg uitgebreid en vaak zijn ze geëvalueerd in de review. De artikelen in de etalage zijn beoordeeld als informatief, objectief en inhoudelijk correct, en ze bevatten indien mogelijk de meest recente gegevens. Er staan op dit moment 379 artikelen in de etalage, op een totaal van 2.184.982 artikelen op Wikipedia. Dat betekent dat één op 5.765 artikelen in deze lijst staat. Zie voor meer statistieken de statistiekenpagina.
Voor wie zelf een Etalage-artikel wil proberen te schrijven, kan het nuttig zijn om De Zes Stappen te volgen. Voor het verbeteren van je artikel is het raadzaam de tips voor het schrijven van een goed artikel te lezen en te kijken of het artikel voldoet aan de criteria voor een etalageartikel. Op deze pagina kunnen artikelen worden aangemeld voor opname in of verwijdering uit de Etalage en wordt over deze artikelen gestemd.
De Inheemse oorlog in Suriname (1678-1686) (ook aangeduid met Indiaanse oorlog of Rode oorlog) was de strijd van een aantal samenwerkende inheemse volken in de kolonieSuriname tegen de bezetters van hun land, de Europese kolonisten en het koloniale bestuur.
De inheemsen streden tegen de aantasting van hun leefgebieden door de vestiging van plantages en tegen de tewerkstelling van slaafgemaakte inheemsen door plantage-eigenaren en het gouvernement. De belangrijkste inheemse volken waren de Karaïben (Kari'na), de Arowakken (Lokono) en de Warau. De Karaïben vormden de grootste bevolkingsgroep en de twee belangrijkste inheemse leiders in de oorlog, Kaaikoesi en Priary, waren Karaïben. Hun tegenpartij in de strijd bestond uit paramilities van de plantage-eigenaren en militairen van het gouvernement.
De oorlog leidde bijna tot het einde van de kolonie. Gouverneur Johannes Heinsius slaagde erin om de samenwerking van de inheemse partijen te doorbreken en de volken die aan de Corantijn en de Marowijne woonden aan zich te binden. Daardoor konden de aanvallen van het gouvernement worden geconcentreerd op de Karaïben in het centrale plantagegebied. Tijdens de oorlog wisten veel Afrikaanse slaafgemaakten te ontsnappen, de zogeheten marrons. Ze werden opgevangen in de dorpen van de inheemsen. Onder aanvoering van Ganimet sloten de marrons zich aan bij de strijd van de inheemsen en speelden daarin een steeds belangrijkere rol.
De inheemse oorlog eindigde met het Vredesverdrag van 1686. De Karaïben, de Arowakken en de Warau bedongen dat zij niet meer als slaaf mochten worden verkocht. Zij werden tot vrije inwoners verklaard; alleen als zij een misdaad hadden begaan mochten ze tot slaaf worden gemaakt. Zij kregen de vrijheid om zich overal in de kolonie te vestigen.
Wardrop was samen met zijn zus Marjory Wardrop een belangrijke drijver van de verspreiding en promotie van de Georgische literatuur en cultuur bij het Britse publiek. Hij was daarnaast oprichter en weldoener van de Kartveliaanse studie aan de Universiteit van Oxford en leverde een belangrijke bijdrage aan de Georgische afdeling van de Bodleian Library.
Hij werd bij leven geëerd met de Orde van het Britse Rijk (OBE) en de Orde van Sint-Michaël en Sint-Joris (CMG). Postuum werden hij en zijn zus voor hun rol in de Brits-Georgische betrekkingen geëerd met de Wardrop Strategic Dialogue, een jaarlijkse formele strategische dialoog tussen de regeringen van het Verenigd Koninkrijk en Georgië die afwisselend in Tbilisi en Londen wordt gehouden.
Ze wordt gezien als een pionier van het stedelijk landschap in het Georgische modernisme, waarbij ze Europese invloeden integreerde met de artistieke taal van de Georgische modernisten. Ze schilderde gedurende haar hele leven de haar geboorteregio Kacheti met het besneeuwde Kaukasusgebergte op de achtergrond. De tweede rode draad in haar leven was het stadsgezicht van het oude centrum van Tbilisi. Tijdens renovatiewerkzaamheden van verschillende buurten in het centrum van Tbilisi liet de betrokken architect zich leiden door haar werken.
Achvlediani kreeg bij leven verschillende onderscheidingen, waaronder Volkskunstenaar van de Georgische SSR en de Sjota Roestaveliprijs, de hoogste Georgische prijs voor de kunsten en literatuur.
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945 keerde hij terug naar zijn geboorteland. In West-Duitsland werkte hij voor verschillende linkse kranten en weekbladen. Hij was hoofdredacteur van de Hannoversche Volksstimme en Die Tat. In zijn journalistieke werk richtte hij zich voornamelijk op onderwerpen als verzet en vervolging. Daarnaast zette hij zich bij de VVN-BdA actief in voor de rechten en belangen van de vervolgden van het naziregime.