Naar inhoud springen

mamma

Uit WikiWoordenboek
  • mam·ma
enkelvoud meervoud
naamwoord mamma mamma's
verkleinwoord mammaatje mammaatjes

demammav

  1. (familie) (informeel) benaming voor vrouwelijke ouder door haar kind
    • Gierend van het lachen gingen we naar beneden, om te ontbijten. Pappa en mamma zaten al aan tafel. Ze probeerden met vertrokken gezichten streng te kijken. ‘Wie heeft dat op zijn geweten?’ vroeg pappa, maar lachte door zijn frons heen. [3]
  2. (anatomie) (medisch) borst van een vrouw met daarin de melkklieren
    • Op 5 maart 2008 werd klaagster door haar huisarts aangemeld bij de mammapoli in verband met verdichting in de linker mamma. [4]
90 %van de Nederlanders;
49 %van de Vlamingen.[5]

mamma v

  1. (familie) mama
  • mam·ma
enkelvoud meervoud
mamma mamme

mamma v

  1. (familie) mama, moeder

mamma v

  1. (anatomie) borst
  2. uier
  3. (plantkunde) knop
  4. (familie) (Martialis) mama, moeder
  • mam·ma

mamma g

  1. (familie) mama, moeder
mammas enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     mamma     mamman     mammor     mammorna  
  genitief     mammas     mammans     mammors     mammornas